Op de parkeerplaats van het koffiehuis “de UIVER” is het een hele drukte, rijwielen, handkarren, bakfietsen, kinderwagens, zeepkisten,strandwagens en zelfs een autoped zonder banden Velen met tassen, zakken of dozen afgeladen met etens waren waarvan de eigenaars zich binnen in het wegrestaurant rond een pot kachel (Godin) warmen aan een beker koffie (extract) met beide handen omvattend langzaam leeg dronken daarbij doelloos voor zich uitstarend. wachtend op de dag van morgen. Stil, soms wat doezelend zit men weggedoken, dromend van een wereld van vrede, maar niemand kan zich voorstellen hoe zo’n wereld er uit zal gaan zien
Donderdagmorgen 25 Januari 1945 05.00 h Met afloop der spertijd
wordt het levendig rond om ons heen, mensen vertrekken zoals ze gekomen
zijn, de één richting huis met wat buitgemaakte levensmiddelen, de ander met
zijn vervoermiddel op zoek naar wat eetbaars. Een jonge vrouw staat snikkend
bij haar handkar waarop een oude man ligt, roerloos, verstijfd, doodgevroren
bij het bewaken van een zakje aardappelen, de schrale buit die ze hebben
kunnen bemachtigen op hun zoektocht. Na wat troos tende woorden die de vrouw
worden toebedeeld duwt ze haar kar de weg op en verdwijnt in de duisternis
richting Leiden.
Ook wij vervolgen onze weg, in alle stilte hopend dat de fiets het niet begeeft. Door
het gewicht gaat het slingerend en moeizaam voorwaarts, de kilometerpaaltjes
tellend die langs de weg zijn aan gebracht.
